DE VEENKOLONIE
de veenkolonie

De Drentse turf is vanouds zeer in trek geweest. De oudste gegevens zijn al van de 12de en 13de eeuw. In de late middeleeuwen voerde het gebied rond Meppel al turf uit naar de Hollandse steden. Daarmee was het gebied rond Meppel nog geen veenkolonie. De echte veenkoloniën kwamen toen de groot opgezette ondernemingen werden opgezet met als hoofddoel de vervening. Zodra het veen was vergraven ontstond de rechtlijnige lint bebouwing.

In de veengebieden woonden voordat de vervening er was veelal een samenraapsel van mensen die het in de oude woonplaats te heet onder de voeten was geworden. Echte Drenthen woonden er vaak niet. Ten tijde van de vervening kwamen de veenarbeiders vaak van heinde en verre om in het veen te werken. Na de vervening werden ze geen boer, maar trokken ze verder met de vervening mee.

De oudste echte veenkolonie in Drenthe is Hoogeveen. Op 20 december 1625 kwam op het "Huis" te Echten het contract tot stand van een groot aantal moerassen en venen waarna een jaar later de Heer van Echten het recht op de vervening kreeg. Op 30 december 1630 werd het contract van de 5000 morgen ondertekend.
Een boerenkarakter heeft Hoogveen nooit gehad. Wel was had het een enorm stelsel aan vaarten, kanalen en wijken. In 1860 was de Hoogeveense voltooid.

Hoogersmilde werd in 1633 door de Staten van Drenthe als heerlijkheid geschonken aan de patricier Adriaan Pauw. De venen waren vroeger eigendom van het klooster te Assen en kwamen in 1598 in bezit van de Staten. De turf kon eerst alleen via de Oude Vaart naar Meppel door middel van een gestuntel van kunstmatig hooghouden van water. In 1771 werd de zaak daadkrachtig aangepakt en werd de Drentse Hoofdvaart aangelegd.

Het Oranjekanaal was in 1856 gereed.

De dorpen Nieuw-Amsterdam, Erica Nieuw-Dordrecht Klazienaveen werden gesticht vanaf 1850.

In Schoonoord werd de eerste keet gevestigd in 1854.

De gebieden ten oosten van Gasselte dateren al van omstreeks 1650

De vervening was zeker niet alleen kommer en kwel. Er zijn zeker tijden van hoogtij geweest. Doch op het eind van de vervening sloeg de armoede toe en kwamen er verhalen op gang waarvan je je niet kunt voorstellen dat dit in Nederland op waarheid zou berusten. Naast de 80-jarige oorlog was dit de tweede zwarte periode in de Drentse geschiedenis.

Er zijn verschillen in de tijd van vervening. Bij de eerste kleinschalige verveningen zag je dat het gebeurde door landarbeiders met een eigen boerderijtje, die de eigen boerderijtjes ook gingen vergroten. Bij de latere groot opgezette verveningen was daarvan geen sprake meer.

Het gebied ten oosten van de Hondsrug werd vanuit Groningen ontgonnen. De taal werd er ook meer Gronings. In de oostkant van Hoogeveen richting de grens kwamen voor een deel uit het Zuid-Oostelijk deel van Friesland. Deze mensen zijn van huis uit een kale omgeving gewend. Hieruit is te verklaren waarom het gebied nu nog zo kaal is.

De bevolking nam enorm toe in bijvoorbeeld Emmen. 2500 in 1850, 7500 in 1875 tot rond de 50.000 in 1944. De bevolking van het esdorp Zweeloo is in dezelfde jaren slechts verdubbeld.