WAAR LEEFDE MEN VAN


Ruinerwold en Uelsen zijn beiden veengebieden. De manier van leven zal in beide streken nagenoeg hetzelfde zijn geweest.
De families in Ruinerwold en Uelsen en de afstammelingen die in die gebieden bleven wonen waren overwegend landbouwers. Men leefde van hetgeen de eigen boerderij voortbracht; wol, melk, groenten, vlees en graan. De arbeiderswoningen die beschikten over enig land en waarvan de eigenaar een beetje boer was, de keuterijen, waren er nog maar weinig. Pas eind 1800 ontstonden hier melkfabrieken. Ook de middenstand was er nog niet. Het kapitaal moest intact blijven. De zonen bleven vaak in de buurt wonen op eigen boerderijen, de dochters gingen naar andere boerderijen. Je voorkwam zodoende inteelt en beproefde methoden/goede gebruiken gingen zich op die manier langzaam verspreiden.
In de lectuur kom je telkens tegen dat de Drent en ook de mensen in Uelsen vroeger oud werden, weinig kinderen werden met een misgeboorte geboren, men had goede gebitten en er was weinig kindersterfte, zeker in vergelijking met andere streken. Maar laten we die periode niet te veel romantiseren. In 1800 was er in Assen nog geen dokter, die woonde op drie uur gaans. Laat staan dat als de dokter er eenmaal was hij met de wetenschap van toen nog iets kon betekenen. Het kan m.i. niet anders geweest zijn dat men minder stress had dan in omliggende gebieden en men goed en gezond at. Er wordt in de lectuur over gerept dat de Drent vroeg naar bed ging. De soldaten uit Drenthe van midden 1800 waren de langste van Nederland. Nu komt men er steeds meer achter dat veel rusten en warmte tijdens het rusten bijdraagt aan de lengte van iemand.
Veel melk, brei, opruisel, dik bier, tuinvruchten en ander bederfelijk eten at en dronk men minder, je werd daar corpulent van. Men at roggebrood, zuiver scharbier, zandmoes of kool en ander niet aan bederf onderhevig eten.