STREEKDORP
Streekdorp

De eerste streekdorpen zijn al vroeg ontstaan vanaf zo'n 1000 jaar na Chr.
De bevolkingstoename was zo groot dat men op zoek moest naar nieuwe woon- en landbouwgebieden. Men liet het oog vallen op lager gelegen randgebieden. Ook Ruinerwold kan hiertoe worden gerekend. Diegenen die kwamen waren kolonisten veelal afkomstig uit vochtige gebieden en vertrouwd met water.
De Drentse randgebieden waar de kolonisten zich vestigden hebben relatief vruchtbare grond.
Ook Kuinre is in dezelfde tijd als Ruinerwold "ontgonnen". Over Kuinre wordt gerept in een giftbrief van 1165 door bisschop Godfried van Utrecht. De benedenloop van Kuinder en Linde wordt geschonken aan Friezen om te bewonen en te bezitten. De Friezen kwamen uit Lammerbruke, een streek uit West-Stellingwerf dat toen bij Drenthe behoorde. In hoeverre de "Friezen" geboren Friezen waren is onbekend. Het taalgebied Ruinerwold en westwaarts is ongeveer gelijk.

De boeren kegen de grond in erfpacht en moesten jaarlijks bijvoorbeeld op sint maarten (11 november) pacht af dragen aan de kerk.

In de streekdorpen liggen de boerderijen naast elkaar meestal aan één kant van de weg, soms kilometers lang. Men kent geen marke- en esgronden. Ieder is koning op zijn gebied.
Voor en achter de boerderijen strekken zich de eindeloos lange, gewoonlijk smalle opstrekkende heerden uit. De boer had het recht van opstrek. Hoe meer hij ontgon hoe meer eigendom hij kreeg. Dit verschijnsel zag je ook bij de landaanwinning in bijvoorbeeld aan de kust van Groningen en Friesland.

Door mensen als professor Van Giffen wordt aangenomen dat het met name Friezen waren die in de ontgonnen gebieden van Zuid-West Drenthe zijn komen wonen. Is dit juist dan is de kans groot aanwezig dat de familie Slomp Fries is van origine. Mocht dat zo zijn en is het Duitse familie Slomp familie van ons dan is iemand van de Nederlandse tak naar Duitsland verhuisd. Uelsen is meer een esdorp. Gölenkamp, waar de Duitse familie wortelt, is echter een weliswaar een streek doch m.i. zonder opstrekkende heerden.

Een bijzonderheid in taal is het volgende. Een Drent zegt hij woont op Wapserveen, op de Smilde, op Nijensleek, op Hees. Je woont in z'n algemeenheid op xxxxx om aan te duiden dat je van een streekdorp komt. Het vreemde doet zich voor dat ook de Duitser zegt: De familie Slomp woont op Gölenkamp, zee bint ant oetstarven werd er tijdens een bezoek van mij nog bijgezegd.
De kampen waren overigens de duurdere gronden, daar kwamen bjvoorbeeld de aardappelen vandaan.
De familie Slomp kan ook met het klooster te Ruinen mee verhuisd zijn naar Dickninge en zijn gaan wonen in Broekhuizen of Blijdenstijn. Voor het uitzoeken van de familie Slomp moet je grotendeels zijn in de kerkregisters van Blijdenstijn.