DE BRUILOFT
De bruiloft

Wat nu omschreven wordt is van na 1800
Dit was omgeven met heel veel gebruiken.
Eerst moest je het huwelijk zes weken van tevoren aanmelden bij de burgemeester. Een gemeentehuis was er voor 1902 veelal niet dus dat gebeurde in de herberg waar de burgemeester en een klerk zitting had. Het aanplak biljet kwam op de gevel van de herberg. Het huwelijk moest ook nog 3 weken lang worden afgekondigd in de kerk.
Een van de beste kameraden van de bruidegom nodigde zo’n beetje het hele dorp uit om de bruiloft te vieren. De families, neven en nichten, meiden en knechten waren ook allemaal welkom. De beide families kregen het dan erg druk met het gereedmaken van de bruiloft wat er mocht geen gebrek komen aan eten en drinken. Ook de dorpsgenoten konden niet stil zitten want er moesten linnenwagens komen voor de bruiloftstoet en de viool en harmonikaspelers moesten worden geregeld. Natuurlijk moest je goed voor de dag komen, als het even kan in nieuwe kleren.
Door de ouders van het bruidspaar werd een oorijzer gekocht.
Het hanenmaal. op een vooraf afgesproken tijdstip aangeboden aan het bruidspaar. Een vette haan werd eerst gebraden en vervolgens weer in zijn eigen verenpak aangeboden aan het bruidspaar op een vooraf aangebroken tijdstip. De haan werd aangesneden onder gezang en de beste wensen. Het betekende voor het paar de afscheid van de jonkheid, die door het aanstaand bruidspaar werd beloond met een kruik jenever.
Op de trouwdag zelf ging de bruidegom met een zwart pak en een zwarte pet op een wagen met de vrienden naar de bruid om de bruid op te eisen. Het feest was bij de bruid dan vaak al in volle gang. Met meerdere wagens reisde men dan af naar het gemeentehuis om te trouwen. Na het huwelijk volgde de wettelijke inzegening. In de achttiende eeuw was er nog geen burgerlijk stand en trouwde men in de kerk, waarbij de dominee de getrouwden in het huwelijksregister schreef.
De bruiloft werd uitbundig gevierd met muziek en veel eten en drinken, zelf gebakken koekje, karbonade, schenk, koffie, boerenjongens en jenever, zoveel als hebben wilde of kon hebben. De gasten moesten het goed hebben, want zo’n dag komt, als het goed is, maar één keer in je leven en dat moest ze nog lang heugen.
De zorg voor het einde zat er bij de bruiloft al goed in. Eer werd direct gezorgd voor het doodskleed, het heendekleid en de planken voor de doodskist, de hoesholdplaanken, die op de hilde kwamen te liggen. Elk getrouwd paar had dit direct voor elkaar. Ik heb begrepen dat in de tweede wereldoorlog veel van deze planken zijn gebruikt voor andere doeleinden en dat toen het gebruik is gestopt. Ik ga er hierna nog weer op in bij de noaberplichten.